Simon Van Teutem
6 min readJul 13, 2020

Het is niet raar om te denken dat we een afgebakende definitie van politiek nodig hebben om kritisch over politiek na te denken. Toch is het onzin. We moeten het streven naar een perfecte definitie van politiek loslaten om met een frisse blik te kunnen kijken. Dan zien we dat het ‘klikjeskapitalisme’ van de politiek en de media gevaren met zich meebrengt. Politici, journalisten en programmamakers kunnen en moeten zich daartegen wapenen.

Door Simon van Teutem

Sterkere ruggengraat

Bron: tweedekamer.nl

Politiek is een ongrijpbaar begrip. Wie House of Cards heeft gezien, denkt bij het horen van het woord ‘politiek’ aan een individueel belangenconflict dat zich vermomt als een wedstrijd tussen principes. Wie onze minister-president het afgelopen decennium goed gevolgd heeft, denkt aan het in overeenstemming brengen van botsende belangen. Wie Carl Schmitt heeft gelezen, vindt de kern van de politiek in het onderscheid tussen vriend en vijand.

Zelfs de pioniers van het politiek denken, die met hun waarnemingen, stellingen en theorieën de basis legden voor het bestuur van vandaag, kwamen nooit tot een eenduidige definitie. Van Hobbes tot Habermas, Van Mill tot Miller, Van Nozick tot Nussbaum: er bestaat tot op de dag van vandaag geen perfect voorbeeld van hoe politiek eruit ziet, of nog belangrijker: hoe het eruit zou moeten zien.

Gelukkig is dat ook niet nodig. We behoeven namelijk geen toonbeeld van politiek om te reflecteren, kanttekeningen te plaatsen en positieve veranderingen teweeg te brengen. Op dezelfde manier als we de Mount Everest niet nodig hebben om te zien dat de Mont Blanc hoger is dan de Vaalserberg. Een vaag concept is nog steeds een concept, op dezelfde manier als een onduidelijke foto nog steeds een foto is.

Een kritische blik op bestuur, beleid, bewind, bemiddeling en botsende belangen levert meer op dan een zinloze zoektocht naar het archetype. De verschillen tussen plannen, politici en partijen verraden meestal zelf wel waar het goed gaat en waar het aan schort.

Reflectie op de zichtbare contrasten
Zo ook in de Nederlandse politiek van vandaag. Na de zoveelste liquidatie in een woonwijk ging Vincent Karremans, voorzitter van de VVD-fractie in Rotterdam, recent enorm tekeer over de gevolgen van recreatief drugsgebruik. Twee zaken vielen op. Ten eerste was hij zichtbaar emotioneel; zijn verhaal ontsluierde een onvervalst mengsel van woede, verdriet en frustratie. Nog opvallender was dat hij aanstipte wat veel mensen, inclusief zijn eigen achterban, liever niet willen horen: zolang het illegaal is, hebben gebruikers een onmiskenbaar aandeel in drugscriminaliteit, en dus ook in liquidaties.

Bij het bekijken van het filmpje lijkt het alsof Karremans uit z’n rol valt. Alsof hij, ondanks het gebrek aan een ideale definitie, geen politiek aan het bedrijven is. Alsof zijn optreden niet tot die categorie behoort. Dat is vreemd. Want waarom kijken we raar op als een politicus dingen zegt die zijn of haar achterban liever niet wil horen? Waarom geldt het tonen van emotie als afwijking van de norm? En wat zegt dat over de manier waarop ‘politiek’ bedreven wordt in Den Haag? Niet de vraag wat politiek definieert, of wat we precies van politici moeten verwachten, maar reflectie op de zichtbare contrasten tussen politici geeft zinnige aanwijzingen over wat er beter kan en moet. Die verschillen laten namelijk vaak zien wat politiek in elk geval niet zou moeten zijn.

Politiek acteerwerk
Zo legt het optreden van Karremans mijn inziens de meest zorgelijke trend in Den Haag bloot: de rol van de Nederlandse politicus wordt in toenemende gedefinieerd door persvoorlichterspraatjes bij talkshows, gespeelde verontwaardiging bij de interruptiemicrofoon en afgezaagde teksten op Facebook en Twitter, die niet alleen weerklank vinden bij het vaste groepje ja-knikkers, maar daar ook voor bedoeld zijn. Het is met grote regelmaat een toneelspel en Tweede Kamerleden noch bewindslieden verdienen een Oscar.

De reden voor dit acteerwerk schuilt in het feit dat partijen steeds beter denken te weten wat de achterban nou eigenlijk wil. Kliks en likes worden gemeten op Facebook, Twitter en zelfs Instagram. Kiezers worden opgesplitst in doelgroepen die men op de juiste momenten een bot toegooit. Standpunten zijn niet alleen afhankelijk van ideologische drijfveren, maar worden hevig onderworpen aan en afgebogen naar de onderbuik van de volgelingen. Dit leidt niet alleen tot toneelspel, maar logischerwijs ook tot het uitdragen van zo min mogelijk standpunten die in het verkeerde keelgat van de achterban kunnen schieten. Dat verklaart precies waarom Karremans voor het oog van de kijker uit zijn ‘rol’ als politicus viel. Partijen onderschatten echter structureel het gemak waarmee de kiezer deze marketingtrucs doorziet en de proefballonnen lek prikt. Precies dáárom is het optreden van Karremans een verademing.

Medialisering
De (sociale) medialisering van de politiek is niet alleen schadelijk voor de vorm, maar ook voor de inhoud van de politiek. Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt — een uitzondering op de regel — vatte dat recent goed samen in een donderspeech: ‘Dit is een Tweede Kamer die twee derde van zijn tijd doorbrengt door, als je links bent, wat er op de voorpagina van De Volkskrant stond, of, als je rechts bent, wat er op de voorpagina van De Telegraaf stond.’ Hij eiste dat er meer tijd besteed zou worden aan wetgeving en minder aan spoeddebatten. Hij had groot gelijk.

Toch ligt niet alle schuld, en dus ook niet de gehele oplossing, bij politici zelf. In ‘het politieke’, het maatschappelijk debat en de informele democratie, is namelijk een soortgelijk mechanisme van kracht. Met name de media treffen blaam, want ook daar worden kijkers, luisteraars en lezers steeds nauwer gevolgd in plaats van geleid. Talkshows voeren kijkcijferoorlogen en op menig krantenredactie hangt een groot scherm waarop men live de meest ‘geklikte’ artikelen ziet staan. Het gevolg daarvan is een bias naar conflict, sensatie en polarisatie, en dat is nou precies wat politici perverse prikkels tot scoringsdrift geeft. Gedegen onderzoek naar een saai doch belangrijk beleidsstuk genereert minder aandacht dan een proefballon over zwaardere straffen in probleemwijken.

Politici die zich hier bewust van zijn, kunnen media als een instrument leren bespelen en daarmee zoveel mogelijk zuurstof van het publieke debat naar zich toetrekken. Dat kan met concreet beleid, zoals Trumps great wall, maar ook met onschuldige trucjes die evenzeer afleiden van de inhoud. Als Machiavelli vandaag de dag geleefd had, en met een kleine partij in de Tweede Kamer zat, zou hij net als Thierry Baudet een pikante foto op Instagram gooien. Aandacht is macht. Media laten zich op voorspellende wijze gebruiken door de politiek, terwijl hun rol juist is om deze te controleren. Een cruciaal element van ‘het politieke’ faalt.

Minder volgen, meer leiden
Hoe moet het dan wel? Een sterkere ruggengraat is een gezond startpunt, zowel bij politici als bij media. Om daadwerkelijk iets te betekenen voor mensen die je vertegenwoordigt of van informatie voorziet, moet je de verantwoordelijkheden van je vak serieus nemen en niet als een onzekere puber je eigenwaarde ontlenen aan wat er op de socials gezegd wordt. Er moet meer energie naar de knikkers en minder naar het spel. Omtzigts speurwerk bij de toeslagenaffaire is daar een uitstekend voorbeeld van. Politici moeten zich niet dagelijks bezigen met krantenkoppen, kliks en likes, maar moeten zich focussen op beleid en de achterban daarbij op sleeptouw durven nemen. Zij moeten minder volgen en meer leiden.

De crux is dat het geen perfecte definitie en ook geen toonbeeld van ‘politiek’ of ‘het politieke’ vergt om stappen vooruit te zetten. De nodeloze zoektocht daarnaar is dan ook zonde van onze energie, die we beter kunnen besteden aan een vergelijkende aanpak. Zo’n benadering laat zien dat het voor politici en media in onze tijd verleidelijk is om in de praatjes van communicatiebureaus te trappen, om kwaliteit af te meten aan kliks, en om bereik te laten verworden tot doel in plaats van middel. De inherente nepheid daarvan in de politiek en de speelbalverwording van media komt de democratie noch het vertrouwen van de burger ten goede. Er is in beide domeinen dan ook vooral behoefte aan een sterkere ruggengraat.

Simon Van Teutem

Oxford undergraduate in Philosophy, Politics and Economics.